REDUCE
minder is meer
De eerste strategie is ook de meest fundamentele: voorkóóm verpakkingen die je niet nodig hebt. In artikel 43 van de PPWR (2025/040) worden voor het eerst concrete reductiedoelstellingen gesteld aan lidstaten:
- Tegen 2030 moet het totale volume verpakkingsafval per hoofd van de bevolking met 5% zijn verminderd;
- In 2035 moet dat 10% zijn;
- En in 2040 zelfs 15%.
Belangrijk om te beseffen: deze percentages gelden ten opzichte van 2018. En in de praktijk is het verpakkingsvolume sindsdien al flink gestegen. Dus in werkelijkheid zijn de reducties die nodig zijn om aan de norm te voldoen fors hoger dan de percentages doen vermoeden.
Maar reductie geldt niet alleen op macroniveau. Ook op het niveau van individuele verpakkingen (zie artikel 10) geldt: als het lichter kan, kleiner kan of zonder overbodige elementen kan, dan móet dat. De verordening noemt dit het principe van "minimale verpakking": geen extra lucht, geen dubbele dozen, geen onnodige wikkels. Elke gram telt.
En dat is niet vrijblijvend: in Bijlage V noemt de PPWR expliciet een aantal concrete verpakkingsvormen die als overbodig worden beschouwd en die vanaf 2030 simpelweg niet meer zijn toegestaan. Reduce is dus niet alleen het eerste uitgangspunt, het is ook een zeer stevig verankerd onderdeel van de verordening.
Het is simpele logica: minder materiaal = minder afval. Maar het raakt direct aan ontwerp, logistiek en marketing. En daarmee aan kosten, zichtbaarheid en gebruiksgemak. Missen we hier misschien een stiekem potentieel? Niet alleen ecologisch, maar ook financieel. Minder materiaal betekent immers ook vaak minder kosten. Niet alleen voor het materiaal zelf, maar ook in opslag, transport en handling – allemaal onderdelen waarin reductie zich direct vertaalt naar efficiëntie en besparing. En in een tijd waarin alles duurder wordt, zou dat toch een welkom aspect moeten zijn?